De uitbundige dichteres.
Alles wees erop dat het een rustige middag zou worden in de winkel, toen er ineens twee uitgelaten dames de deur binnenvielen.
‘Dit is toch een wijnproeverij? joligde een van hen.
‘Zeker,’ gaf Winkelman terug. ‘Dat is het óók.’
‘Geef ons dan maar eens een proefje…’ De dames keken elkaar aan alsof ze kattenkwaad uithaalden.
‘Wat een enige stad is Alkmaar,’ riep de andere dame uit terwijl ze een teugje uit haar aangeboden glas nam.
‘U komt niet van hier?’ vroeg Winkelman vlak.
‘We komen uit Rotterdam,’ koorden ze.
‘Helemaal uit Rotterdam om in Alkmaar een proefje wijn te nuttigen.’ Winkelman kreeg zin in een praatje.
‘Nee, we zijn op doorreis,’ riep de uitbundigste van de twee. ‘We zijn op weg naar Noord-Scharwoude. En telkens als we samen weg zijn uit Rotterdam komt er iets baldadigs over ons.’
‘Naar Noord-Scharwoude of all places,’ verwonderde Winkelman zich.
‘Tis voor een lezing,’ zei de iets minder uitbundige dame.
‘Ik ben schrijfster,’ zei de ander. ‘Schrijfster van kinderboeken.’ Ze keek Winkelman guitig aan, blij weer aan het woord te zijn. ‘En vanmiddag moet ik een lezing geven in Noord-Scharwoude. Het gaat over m’n laatste uitgave, een bundel kinderversjes!’
‘Dus helemaal uit Rotterdam en dan een lezing geven in Noord-Scharwoude,’ dacht Winkelman hardop.
‘Ja. En dit is mijn manager.’ De uitbundige dame was nu niet meer te stuiten. ‘Mag ik nog een proefje, van je?’ Ze schoof haar glas uitnodigend in Winkelmans richting ‘En ik zeg het eerlijk, we gaan niets bij je kopen. Anders moeten wij die fles overal mee naar toe sjouwen.’
‘Ja, dat is goed hoor,’ goeiigde Winkelman. ‘In ruil voor een gedicht,’ zei hij plompverloren.
‘ That’s a deal,’ kraaide de uitbundige dichteres. Ze pakte nu ook het glas van haar manager om het te laten bijvullen.
Winkelman zocht naar papier en pen’
De uitbundige dichteres, af en toe geholpen door haar manager, schreef het volgende op:
Een kabeljauw uit de Noordzee
Was met z’n uiterlijk niet tevree.
Hij vond z’n vinnen veel te recht
En wou ze liever in een vlecht
Zodat-ie z’n naam eer aan dee.
De vissen zeiden: “Ga nou gauw”
Vroegen verbaast: “Wat doe je nou?”
“Ik vlecht kabel langs m’n vinnen,
Iemand moet ermee beginnen.
Nu voel ik mij pas echt Kabeljauw.”
Winkelman was dik tevreden met zo’n mooie ruil; vier proefjes wijn voor zo’n prachtig gedicht.