Bossig
Op het terras rond het plein, in de schaarse zon, zaten twee vrouwen aan een tafeltje achter Jack.
“Hoe was Zweden?”, informeerde de ene vrouw. Ze was al wat ouder had hij gezien toen hij plaatsnam.
De ander -een jonge vrouw van rond de 25 jaar- antwoordde: “Erg bossig”.
“En je moeder woont daar in een huis?”. Dit was een tamelijk overbodige vraag. Hoewel, ze had natuurlijk ook in een hotel kunnen zitten.
“Ja, dat huis staat in een klein dorpje midden in de bossen”.
“Ik dacht dat je moeder altijd graag mensen om zich heen had”, herinnerde de oudere vrouw zich.
“Ja, maar ze is erg veranderd”.
“Is ze verliefd?”.
“Nogal. Toen we er waren ging het nog alleen maar over de bloemetjes en de plantjes en haar nieuwe vriend”. Het klonk neutraal, zonder een spoor van veroordeling of enthousiasme. “Die blijft voorlopig wel weg”.
“Dan moet jij er misschien vaker heen”.
“Ik denk het niet”, wist de jongere stellig. “Er is geen ruk te doen in dat dorp”.
“Over vijf jaar is haar verliefdheid wel weer over”. Hier sprak de ervaring.
“Ze is erg veranderd”. Hoorde hij nogmaals zeggen. Omdat de beide dames achter hem zaten kon hij niets van hun gezichten aflezen. Maar dat laatste klonk een tikkie vermoeid.”Ze is erg gelukkig daar met die man, haar planten en de bomen”.
“Nou ja, jij bent hier gelukkig”, troostte de oudere vriendin haar.
“We hebben ieder ons eigen leven”, constateerde het meisje met lichte teleurstelling in haar stem.
“En hoe vond je zusje het daar?”.
“Ook erg bossig?”.