Beer
Elk jaar proberen Jack en z’n dochter er een paar dagen opuit te trekken. Dit jaar, de vakantie was nog maar nauwelijks begonnen, zwierven ze rond in het Vlaamse land. Eigenlijk zijn ze dan altijd met z’n drieën? want Beer gaat ook mee. Z’n dochter is nu veertien, maar een nacht zonder Beer is een nacht niet geslapen.
Beer heeft best wel veel gezien van de wereld. Hij heeft Parijs gezien, Damascus en Brussel. Hij was in Duitsland, Tsjechië, Spanje. Enfin, al die oorden waar beren tegenwoordig naar toe gaan alsof er geen buitenland meer bestaat. Van zijn dochter, die zich bewust is van een schoon leefmilieu waar zij nog jáááren gebruik van hoopt te maken, moet Beer klimaatneutraal reizen. Dat heeft ze van de televisie. Ze wil dat de CO2-uitstoot door al dat gevlieg en gerij wordt gecompenseerd met het planten van een boompje hier en daar. Een loffelijk streven waar ook Jack pal achter staat. Ze kan de bestaande bomen natuurlijk ook laten staan, door bijvoorbeeld per keer wat minder toiletpapier te gebruiken. Laatst trof hij in de wc-pot zowat een halve rol toiletpapier aan. Maar daar mag-ie natuurlijk niks van zeggen om niet voor kniert uitgemaakt te worden.
Maar goed, terug naar Beer die in de benijdenswaardige omstandigheden verkeert geen weet te hebben van al deze perikelen. Hij reist er onverantwoord lustig op los en heeft schijt aan wat voor uitstoot dan ook. Het milieu is nog lang niet op, hoor je hem denken.
Laatst was-ie weg. Ze hadden moeten wisselen van hotel in een noord Franse stad omdat hun kamer gereserveerd bleek te zijn en Beer was daar achtergebleven, onder het bed. Inmiddels was het een uur of elf ‘s avonds, buiten al donker en zijn dochter in tranen. “Die halen we morgen wel op”, wist hij te bedenken. Door haar tranen heen bekeek ze hem alsof ze hem nooit eerder gezien had en begon nog harder te huilen.
Wat doet een echte vader in zo’n geval. Hij trekt z’n jas aan en loopt dat hele pokke-eind (de auto stond achter een afgesloten hek) terug naar het eerste hotel waar hij die lul van een Beer aantreft in de mand met verloren voorwerpen. Op de terugweg leest hij hem eens flink de les; dat ‘t tijd wordt dat-ie opkrast, het begint zo langzamerhand gênant te worden dat ze nog samen slapen. Zegt die slappe zak de hele weg niks terug en laat Jack vastlopen in zijn eigen tirade. Maar op de kamer is daar de hemelse blik van zijn dochter. Ze vliegt hem om zijn nek en zegt dat-ie de liefste vader van heel Frankrijk is. “Nee, van het westelijk halfrond”, corrigeert hij haar. ‘En nu naar bed’, roept-ie quasi streng. Hij heeft even genoeg van domme beren en hun gevolg.