Aardig
Afgelopen weken fietste hij vaker dan anders richting Hoefplan om voor zijn bejaarde moeder (92!) te koken. Het eten dat via een bezorgdienst komt is veelal niet te hachelen, vindt ze en daarom maakte hij afgelopen zondag een traditionele aspergemaaltijd voor haar klaar: nieuwe aardappeltjes, witte asperges, ham en ei, overgoten met wat gesmolten roomboter.
Ze volgt zijn stukjes in deze krant en voorziet ze van commentaar tijdens het koken. Ze staat naast hem, steunend op haar rollator. ‘Je schrijft de laatste tijd zo negatief’, moppert ze. ‘Moet dat nou?’.
‘Och’, probeert hij haar aanval te neutraliseren. ‘Vind je?’.
‘De komende keer moet je iets positiefs schrijven’, gaat ze door. ‘Daar worden de mensen gelukkig van…’ Ze houdt zijn verrichtingen in de keuken nauwlettend in de gaten. ‘Minder zout’, commandeert ze.
‘De mensen moeten zelf maar gelukkig worden’, zegt hij en zet de zoutbus terug op de plank.’Dat kan ik niet voor ze doen’.
‘Jawel’. Ze legt haar hand op z’n arm als om hem de goede richting op te trekken. ‘Je moet kiezen in het leven. Je kiest tussen goed en kwaad’, onderwijst ze hem. ‘Dat zout moet niet daar staan. Dat staat altijd op het dienblaadje…’, roept ze er tussendoor. ‘Je kiest voor het goede en daar wordt iedereen om je heen blij en gelukkig van. Heb ik ook altijd gedaan…’.
Hij zet het zout op het dienblad en begint de plakjes ham in dunne repen te snijden .
‘Dunner!’, gebiedt ze. En daarna: ‘Als ik een column mocht schrijven zou ik het wel weten. Ik zou de mensen blij maken, zodat iedereen me aardig zou vinden’.
‘Ze vinden je nu ook al aardig’. Hij doet z’n best om nog dunner te snijden.
‘En jij?’, vraagt ze achterdochtig. ‘Denk erom dat de boter niet aanbrandt!!’.
‘Ik vind je ook heel aardig’, zegt hij zacht.
Ze frunnikt aan haar gehoorapparaat. ‘Wat zeg je?’.
‘Ik vind je ook heel aardig’, herhaalt hij harder. Ineens beseft hij dat hij geen ruzie meer met haar kan maken. Zou ik oud en wijs worden, vraagt hij zich af. Eigenlijk weet hij niet of hij daar blij mee moet zijn als dat zo is. ‘We kunnen zo eten’, roept hij in haar oor.