Verse eieren
Verse eieren 1.50, stond er. Aan het hek hing een kist. Je moest het geld in een bakje leggen en dan kon je de eieren meenemen.
Jack liep door de Egmondse duinen. Het helmgras werd plat tegen het zand geblazen door een straffe storm. Achter het hek bevond zich een volkstuin (duintuin in dit geval) waarin iemand aan het schoffelen was. Omdat het maandagochtend was, riep hij voor de zekerheid: ‘Ook vandaag verse eieren?’ De tuinman wees naar zijn oor en kwam naderbij. ‘Zeg ‘t nog es?’.
Allebei hadden ze zin in een praatje en dan ook nog eens over het hek heen, alsof ze Buurman & Buurman speelden. Onderwijl scharrelden de kippen om de tuin heen in heel veel vrije natuur, dus die eitjes onder Jack’s arm moesten wel kraak-vers zijn.
‘Geen last van konijnen?’.
‘Nee, die zijn hier niet’.
‘Volgens de krant zijn ze weer helemaal terug’.
‘Aan de andere kant van het dorp wel, maar hier nog niet’.
‘En dus ook geen vossen nog?’.
‘Nee, toen de konijnen uitstierven zijn de vossen de polder in getrokken. Maar daar ginder zijn de vossen ook weer terug. Ze zwerven alweer door het dorp’. Hij steunde breeduit op zijn schoffel. ‘Op de boulevard vreten ze de vuilnisbakken leeg. Ze hebben jongen nu en dus zijn ze overal op zoek naar eten’. Zijn ogen volgden het toompje kippen dat zuinig achteruit schraapte in de mulle grond. Vossenvoer, dachten ze allebei.
‘Als ze weer deze kant opkomen, moet je ze ophokken?’, zei Jack. ‘En tegenwoordig ook als er vreemde vogels overvliegen’.
‘Ophokken?’, herhaalde de tuinder langzaam. Hij proefde het woord en keek erbij alsof hij het weer wilde uitspugen.
Ze zwegen een moment. De wind rukte aan zijn gehoorapparaat, want tenslotte zei hij: ‘Het stormt in mijn oren’. Hij hield een hand voor zijn oor om het lawaai tegen te houden.
‘Ik ga weer eens door’, riep Jack tegen de wind in. ‘Nog een prettige dag’.
‘Kom nog es terug?’, zei de tuinder. ‘Er zijn altijd verse eieren’.