Van Toen en Nu 6
Elke maandagavond had de fractie van de PvdA de gewoonte om na de vergadering -de fractievergadering dus- nog even af te zakken naar de kroeg en daar al het stof, opgeworpen door hun partijdige discussies, van hun kleren te kloppen en de kelen te smeren met een biertje of een andere alkoholische versnapering. Aan de stamtafel bespraken ze die avond wie de partij zou vertegenwoordigen bij de festiviteiten rond het tienjarig bestaan van de Velsertunnel. Het moet een uur of elf geweest zijn.
Jack was aan het flipperen achterin het lokaal en zo verdiept in zijn spel dat hem was ontgaan dat een van die PvdA-ers, een vrouw, zich had losgemaakt uit de linkse kring en naast hem was gaan staan om zijn verrichtingen aan de flipperkast te volgen.
Geconcentreerd volgde hij de ene bal na de andere en de bijbehorende score, toen de vrouw zich plotseling half over het glas van de flipperkast boog, zodat hem het zicht op het spel werd ontnomen, haar hoofd draaide, en zei: ‘Goh, wat een mooie ogen heb jij’.
De stalen bal verdween stuurloos in het afvoerputje. Zo zonder kloppen was nog nooit iemand zijn wereld binnengevallen, maar een combinatie van ijdelheid en nieuwsgierigheid weerhield hem ervan om haar meteen weer buiten te zetten.
‘Nou is-ie weg’, zei hij bedremmeld, zoekend in het lege speelveld.
‘Jaaa?, zei ze tevreden, ‘nou is-ie weg’.
Nog diezelfde maandagavond nam ze hem mee naar haar oma in de Langestraat, naar een woning boven een kledingwinkel. Dat was in een tijd dat er nog boven winkels gewoond werd, terwijl later die behuizing steevast tot magazijn is verworden.
Maar goed, terug naar het verhaal. Want eerst hadden ze nog een poos aan de bar zitten praten en elkaar met spitsvondigheden bestookt. Er hing iets in de lucht; Mannetje& Vrouwtje zijn geïnteresseeerd in elkaar en het bijdehante aftasten is begonnen. Ze vertelde hem dat ze al haar hele leven bij haar oma woonde. Ooit was ze bij ‘omi’, zoals ze die noemde, gaan logeren en dat beviel zo goed dat ze was gebleven en omi kon bovendien best wat aanspraak gebruiken. In het Noord Hollandse dorp waar ze ter wereld kwam had je veel grote, door de pater bij elkaar gepraatte gezinnen, legde ze uit. En bij zo’n menigte kinderen mis je er eentje niet. ‘Zo gingen die dingen daar nu eenmaal’. Ze haalde haar schouders op.