Spieghelstraat (1)
In de zomer van 1953 hobbelde de verhuiswagen van de firma Plomper uit Bergen over een toen nog smalle en met gele klinkers bestrate Schermerweg Alkmaar binnen. Achterin de auto bevond zich hun huisraad en voorin, naast z’n moeder en z’n broertje, zat Jack. Vanuit de Langedijk verhuisde het gezin (z’n vader en de oudsten waren hen op eigen gelegenheid vooruit gegaan) naar de grote stad en het was voor het eerst in zijn leven dat hij Alkmaar zag, nog klein en overzichtelijk.
De verhuiswagen reed linea recta van Melkpad 4 te Zuid Scharwoude naar de toen nog nieuwe flatjes in de Spieghelstraat. Was er groter contrast. In het dorp was er naast het woonhuis een koolschuur geweest en een groot erf. Het nieuwe adres in de stad had een trappenhuis en een piepklein balkonnetje, waar nog een meter afgesnoept was voor het kolenhok. Koolschuur – kolenhok: dat waren de nieuwe verhoudingen. Ze hebben er ongeveer vijf jaar gewoond, voordat het koophuis in de Blaeustraat vrijkwam en ze daar naartoe verkasten.
Boven hen in de Spieghelstraat woonde de rumoerige familie Naber en hij raakte bevriend met hun zoon Jelle. Meneer Naber was katholiek en zijn vrouw helemaal niet, maar ooit was afgesproken dat ze hun kinderen rooms zouden opvoeden. Mevrouw Naber maakte dat niet veel uit, als zij zichzelf maar niet hoefde te bekeren. Ze was een fenomeen en beheerste menig gesprek aan tafel bij haar onderburen. “Waar ze nou toch weer mee aankwam”?, opende Jack’s moeder dan het gesprek. “Nou”?, lokte zijn vader verlekkerd uit. En dan begon zijn moeder: “Vorige week stootte ze de pasgekochte madonna om tijdens het stofafnemen. Arm eraf. Die heeft ze er toen heel nauwkeurig weer aangezet. Maar vandaag ontdekte meneer Naber dat z’n lievelingsstuk gelijmd was en toen hij zich daarover beklaagde, riep zijn vrouw uit: “Nou, dan heb je je wat in je handen laten stoppen”?. En zijn moeder besloot met: “Morgen gaat meneer Naber met zijn madonna terug naar de winkel om verhaal te halen”.
Zijn vader sprak voor de zoveelste keer schande over het gedrag van mevrouw Naber, maar echt verontwaardigd leek hij ook weer niet, eerder lichtelijk geamuseerd. Stadse fratsen, zo noemden ze dat bij Jack thuis aan tafel en daar voelden ze zich als landelijke nieuwkomers ver boven verheven.