Ome Dikkel
Elke familie heeft wel een illuster lid waarover allerlei smeuïge verhalen, al dan niet aangedikt, de ronde doen. Een van die schilderachtige types in Jack’s familie was z’n ome Dirk, die z’n leven lang getrouwd was met tante Maartje. Beiden leven ze allang niet meer. Ome Dikkel en tante Paardje, zoals kleine Jack ze steevast noemde, toen hij zijn kindertong nog niet in bedwang had.
Ome Dikkel was een slim boertje en naar het gerucht ging zat hij goed in zijn slappe was. Aan alles wat hij deed probeerde hij iets over te houden. Hij bracht kranten rond, speelde voor koster -hij was tamelijk gelovig- en hield kippen om de eieren te verkopen. Maar allemaal nadat hij zijn financiële basis had gelegd in de tuinderij door steeds net dát gewas te verbouwen waar een half jaar later grote behoefte aan bleek te bestaan. Daar had hij een fijne neus voor en het verhaal vertelt ook, dat andere tuinders in het voorjaar heel nieuwsgierig waren welke zaadjes ome Dikkel nu weer in de grond zou stoppen om hem eventueel te kunnen naäpen.
Toch straalde ome Dikkel dit succes niet uit. Als je hem zag zou je hem een cent geven en dat is ook letterlijk gebeurd. Toen ze samen een keer De Stad aandeden en ergens gingen koffie drinken, moest tantje Paardje na afloop naar de w.c. Ome Dikkel ging even met haar mee en werd daar, terwijl hij in het portaal bij de toiletten op haar stond te wachten, voor een toilet-meneer aangezien. Er werd hem een ‘centje’ toegestopt, wat hij zonder mankeren aannam. Daar voelde zijn Ome Dikkel zich niks te min voor.
Maar de mooiste story is wel, dat hij op een dag geld ging halen bij de bank en van de loketjuffrouw teveel geld meekreeg. Hij had het hele bedrag zonder blikken of blozen in zijn zak gestopt, maar buiten op straat was er een klein vroom stemmetje geweest dat hem vermanend toesprak. Stilstaande telde hij zijn geld nog eens na en inderdaad, hij had teveel uitbetaald gekregen, beduidend meer dan op het afschrift stond vermeld. Daarop was hij op zijn schreden teruggekeerd en had zich weer bij hetzelfde loket vervoegd.
“Ik was hier zojuist”, begon hij.
“Ja”, dat herinnerde de juffrouw zich nog.
“En bij het uitbetalen heb ik tekort gekregen van u”, vervolgde hij.
Daar moest de loketjuffrouw eens diep over nadenken en toen ze er niet uitkwam riep ze haar cheffin erbij. Ook aan haar vertelde ome Dikkel hetzelfde verhaal, dat hij zojuist bij het afrekenen spijtig genoeg tekort geld had meegekregen en hij het pas buiten op straat had nageteld.
“Meneer”, sprak de cheffin kortaf, “de bank maakt geen fouten…”
Waarmee ome Dikkel het kleine stemmetje het zwijgen had opgelegd en geheel gerustgesteld het bankgebouw uit wandelde.