Knikkers (1)
De zak met knikkers van zijn broer was op een dag uit diens kamer verdwenen. En de enige die wist waar die gebleven was heette Jack.
Hij was toen nog maar een jaar of zeven en er werd nog lustig geknikkerd in de enige straat die het dorp kende. De kleine Jack besloot zich na schooltijd in de strijd te mengen. Meedoen wou hij en winnen, vooral winnen. Knikkers had hij niet, maar zijn oudere broer wel, heel veel zelfs, en dus lag het voor de hand (hoewel?) dat hij diens knikkers ‘leende’. Wat maar zelden gebeurde, de kamer van zijn broer was die middag onbewaakt. Het hangslot bungelde aan één oogje in de deurstijl met het sleuteltje erin. Zou hij wel, zou hij niet… Het kon een valstrik zijn. Hij besloot het erop te wagen.
Met de blauw-grijze knikkerzak in zijn handen ging hij op zoek naar een tegenstander in de dorpsstraat. Die was gauw gevonden want een volle zak knikkers valt direct op. Vooral de wat oudere jongens zagen een makkelijke prooi in hem en dat was hij ook, want hij verloor aan wisselende tegenstanders die allemaal een graantje wilden meepikken. Heel gedreven, zoals een ‘winner’ betaamt, probeerde hij daarna zijn verliezen goed te maken en verloor hij nog meer.
Inmiddels, het werd steeds later, had zich een rij toeschouwers rond zijn ‘kluut’ verzameld omdat groots verliezen en winnen nu eenmaal de aandacht trekt. En uiteindelijk was het zijn eigen neef, Kees, die hem maande te stoppen. “Stop er nu maar mee. Je gaat vandaag echt niet meer winnen”.
Nu volgde de loodzware gang naar huis met de helft van de knikkers waarmee hij op pad gegaan was. Thuis zat het gezin – zijn vader en moeder, twee broers en zijn zuster- al aan tafel en hij kreeg een schrobbering vanwege zijn late komst. Zolang het daar over gaat kom ik goed weg, dacht hij schuldbewust. De zak met knikkers hield hij stijf onder zijn jas geklemd zodat ze hem niet konden verraden door hun gerammel. Maar zijn broer stoof woedend op. Nog met volle mond, riep hij: “Waar heb je mijn knikkers gelaten!”. Zijn broer was en is nogal zuinig op zijn spullen en een echte spaarder; knikkers, postzegels, sigarenbandjes, speldjes en tegenwoordig centjes. Niks mis mee natuurlijk, maar wel tamelijk lastig als je zelf niet zo’n ordelijke verzamelaar bent.
(wordt vervolgd)