Het systeem (2)
HET SYSTEEM (2)
In het vorige stukje werd u teruggevoerd in de tijd dat Jack
op de Ambachtschool aan de Bergerweg tegen heug en meug machinebankwerker probeerde te worden.
In de laatste maanden van de opleiding gingen ze op excursie naar de machinefabriek van Stork in Amsterdam en werden daar met bloemen op tafel verwelkomd door een meneer die hen in wervende bewoordingen vertelde, dat ze aan het begin van een mooie carrière stonden en op de drempel van het Echte Leven. Nederland bruiste toen nog van de bedrijvigheid en die Stork-meneer leek niet te kunnen wachten om ze die drempel over te duwen.
Vervolgens gingen ze de fabriek bezichtigen. De hele klas werd door twee geluiddichte deuren geloodst en ineens stonden ze nietig en klein in een enorme hal waar ze door zoveel lawaai werden overspoeld dat ze de neiging hadden dekking te zoeken. Tijdens die rondleiding bleef hij een poosje toekijken hoe een machinebankwerker een nieuw werkstuk, eentje uit een serie, in zijn klauwplaat zette, het vervolgens met boorolie overgoot om er zijn beitel in te zetten. Hij had een sjekkie op zijn lip en leek de piepjonge Jack niet op te merken, totdat hij ineens boven het lawaai uit vroeg: “Waar kom je vandaan?”
“Uit Alkmaar, meneer”, riep hij terug.
“Dan zijn jullie zeker ontvangen in de kantine?”, toeterde hij.
“Ja, meneer”, schreeuwde hij. ?
“En daar stonden dan bloemen op tafel?”, riep hij en trok zijn sjekkie van zijn onderlip.
“Ja meneer”.
En toen zei die man iets waardoor er plots een eind kwam aan de dwaaltocht door zijn onwetende ziel. Want hij zei: “Als wij in de kantine zitten staan er nooit bloemen op tafel”, waarna hij onverstoorbaar verder ging met draaien.
Ineens wist-ie zeker dat hij nooit machinebankwerker zou worden. Hij had zo die enorme hal uit willen lopen maar welke richting hij dan uit moest gaan was nog steeds niet duidelijk. Toch was het een hele opluchting te weten wat hij beslist nìet wilde.
(wordt vervolgd)