Blauwe dop.
De zon scheen heet in het Alkmaarse straatje. Jack was op bezoek bij een kennis. Die kennis had een parasol uit de schuur gehaald, op straat neergezet, en daaronder zaten ze koffie te drinken in de warme wind. Om de hoek van de straat verschenen twee jonge moeders, de ene dropzwart en de andere krijtbleek, die twee chocoladekleurige peuters voor zich uit duwden in een wandelwagentje. De zwarte moeder hield een mobieltje tegen haar oor gedrukt en luisterde aandachtig. De bleke moeder was gewapend met een plastic flesje van het een of andere water. Ze verloor de dop van het flesje, hoorde iets vallen en keek om, maar kon niets vinden.
Ze passeerden de parasol en hij keek hen na. Hij keek naar hun moederlijke heupen die meetrilden op hun tred. Door hun te krappe kleding heen zag hij de vormen van hun minuscule slipjes, die hun heupen nog omvangrijker leken te maken.
Goed.
Een stukje verder, voor de piercingwinkel, bleef het tweetal staan. De bleke moeder liet haar wandelwagentje in de steek en ging naar binnen. De zwarte moeder, haar blik op het hete plaveisel gericht, drentelde in een cirkel om de peuters heen en leek vergroeid met haar mobieltje.
Toen de bleke moeder terugkwam, bleef ze voor de deur in gesprek met de pierceuze, of hoe heet zo iemand? De bleke moeder deed haar shirtje omhoog en prikte met een vinger in haar navel waarin een ringetje zat.
”t Moet eerst even wennen’, zei de pierceuze.
De bleke moeder bleef met een vinger in haar buik duwen. ‘Er komt vocht uit?’, zei ze.
De ander bukte zich nu en bekeek de navel van dichtbij. ‘Kom over twee dagen anders nog even terug’, raadde ze aan.
De zwarte moeder begon haar peuter alvast terug de straat uit te duwen en de bleke volgde haar nu. Ter hoogte van de parasol klapte de zwarte moeder ineens haar mobieltje dicht zonder een woord van afscheid, alsof ze naar muziek geluisterd had en dat nu afgelopen was. De bleke moeder reed dwars over de blauwe dop die ze eerder verloor.
Enfin.
Toen ze de hoek om waren was het straatje weer stil, was er alleen nog de hete zon, die onbarmhartig op de parasol boven hun hoofden scheen.