Bloemen
Bloemen houden niet van Jack. Soms neemt hij ze zaterdags wel eens mee naar huis omdat ze wel van zijn vrouw houden. Daar blijven ze dan, nog gewikkeld in hun papier, geruime tijd op de aanrecht liggen als een vis op het droge.
‘Moeten ze niet in het water gezet worden?’, roept hij, de ruiker omhoog houdend.
‘O ja, dat moet ik nog even doen’, schrikt z’n vrouw op.
Door ervaring geteisterd pakt hij alvast een vaas en zet ze met papier en al in het water. Zo blijven ze dan vaak tot diep in de zondag in de keuken staan; een bos bloemen in hun papier, scheef gezakt in een vaas.
Als het papier er uiteindelijk af gaat komt er een bundel tere bloemen tevoorschijn, meestal witte, die met aandacht en vanuit de losse pols geschikt worden in een met zorg gekozen vaas. De keer die hier beschreven wordt, heeft Jack’s vrouw ze zelf gekocht en betreft het een kruising tussen een theeroos en een anemoon. Dat wil zeggen, op de grillige steel van een anemoon zit een witte roos.
‘Rozen?’, vraagt hij. Hij stopt zijn neus in een bloem, maar ruikt niets.
‘Nee, anemonen’.
‘O’.
De bloemen worden op tafel gezet en daar begint vrijwel meteen, of in ieder geval de maandag die volgt, het Grote Verval. Eerst nog nauwelijks zichtbaar, maar het eerste teken is het slap worden van de bladeren en van de bloem zelf beginnen de blaadjes te krullen. Het ontluiken zit erop. Ze staan nu in volle glorie klaar om te verleppen. En dat gebeurt dan ook in alle hevigheid op dinsdag, woensdag en donderdag. Drie dagen lang kijkt hij aan tegen een proces van verwelking; de bladeren hangen nu slap langs de steel en de omgekrulde randjes beginnen te verkleuren. Een van de bloemen laat zijn kopje hangen omdat die er al vanaf het begin geen zin in had. Het water wordt ververst, maar niets kan de aftakeling nog stoppen. Ach, de vergankelijkheid…. Leuk is anders.